Aan de slag met Startblokken

Haal meer uit VE

In deze artikelenreeks lichten onze trainers Piramide, Uk & Puk, Startblokken en de VVE basistraining toe en leggen uit waarom ze hier enthousiast over zijn. Dit keer spreken we Startblokken trainer Sandra Broers.

Startblokken in het kort

Startblokken is het spelgeoriënteerd totaalprogramma voor kinderen van 0 tot 8 jaar. Het verschil met andere VE-programma’s is dat je niet een vooraf uitgeschreven programma uitvoert, maar een werkwijze leert. Er wordt gewerkt met een zogenoemde half-open planning. Dat betekent dat het thema, de deelthema’s en de lijn hierin door het team worden gekozen. De Startblokken-training leert de pedagogisch medewerker spelactiviteiten te ontwerpen afgestemd op de interesse, enthousiasme en actieve betrokkenheid van kinderen.

De 3 B’s

Er wordt gewerkt met de 3B’s: betekenisvolle activiteiten, een bemiddelende rol van de volwassenen en brede ontwikkeling.

De B van Betekenisvolle activiteiten

Jonge kinderen zijn actief bezig, handelen graag en herhalen veel. ‘Ze willen graag meedoen, alles nadoen en zelf ‘groot zijn,’ vertelt Sandra. ‘Dat laten zij zien door het imiteren van volwassenen en andere kinderen. Bijvoorbeeld met eten, drinken, wandelen met de hond, de baby verzorgen, boodschappen doen in de supermarkt, telefoneren etc. Door te spelen en na te spelen, krijgen deze activiteiten een eigen betekenis voor kinderen, doordat ze op hun eigen manier meedoen. Ook lezen, schrijven en rekenen kunnen interessant zijn voor peuters, als ze dat tegenkomen in hun sociaal-culturele praktijk: hun leefomgeving.’

De B van Bemiddelende rol van de volwassenen

De pedagogisch medewerker begeleidt het spel waardoor de betekenis van spel groter wordt en de ontwikkeling versterkt. Hierbij is de interactie tussen kinderen onderling en samen met de pedagogisch medewerker essentieel. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de taalontwikkeling op een heel bewuste én natuurlijke manier, tijdens interactie, worden gestimuleerd.

De B van Brede ontwikkeling

Voorwaarden om te komen tot een brede persoonsontwikkeling zijn: zelfvertrouwen hebben,  nieuwsgierig en emotioneel vrij zijn. Daarbij zijn alle ontwikkelingsgebieden in balans en worden ook specifieke kennis en vaardigheden ontwikkeld.

Van observeren kan je leren

Aan de hand van observaties ontwerpt en bereidt de pedagogisch medewerker activiteiten voor, die ze vervolgens uitvoert op de groep. ‘Het is belangrijk goed waar te nemen wat kinderen doen en zeggen en wat hun interesse heeft. Door te kijken wat ze al kennen en kunnen, niet wat ze nog niet kunnen,’ legt Sandra uit. ‘Om dit op een goede manier te doen is er ook aandacht voor interactie, observeren, evalueren en reflecteren, met de centrale vragen: Wat heb ik gezien en wat betekent dat voor mijn volgende thema, activiteiten en mijn rol als pedagogisch medewerker.’

Sandra haalt een praktijkvoorbeeld aan bij het thema Onze bakker. ‘De kinderen speelden met bakmaterialen zoals de deegroller, bakvormen, mengkom, garde, speeldeeg etc. Ook jonge niet-Nederlands sprekende kinderen deden mee. De kinderen lieten in hun spel zien wat zij al wisten over het gebruik van de materialen. De pedagogisch medewerker vertelde dat ze niet had verwacht dat ze überhaupt al iets begrepen van de bakmaterialen.’

De 5 impulsen

Oriënteren, structureren/verdiepen, verbreden, toevoegen en reflecteren vormen de 5 impulsen. Het zijn handvatten voor het ontwerpen en begeleiden van betekenisvolle spelactiviteiten om doelgericht de kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling. Het startpunt is het samen kiezen van een thema, waarbij de pedagogisch medewerkers van de groep nagaan of het zowel een passend als een betekenisvol is voor de kinderen. Vervolgens bedenken en ontwerpen zij verschillende startactiviteiten, om te zien en te ervaren of het echt interessant is voor kinderen. Daarna worden met behulp van de 5 impulsen ook andere activiteiten ontworpen en krijgt het thema steeds meer inhoud en diepgang.

‘Nog steeds kom ik in de praktijk het thema ‘Kleur en vorm’ tegen, dat is geen passend en betekenisvol thema. Het zijn eerder doelen die onderdeel kunnen zijn van een thema’ merkt Sandra op. ‘De supermarkt is een betekenisvol thema: kinderen herkennen dit, gaan er wel eens heen en er kan volop gespeeld worden in een themahoek die veranderd is in een supermarkt. Ik geef je een voorbeeld over de samenhang tussen thema, activiteiten en de 5 impulsen.’

Een voorbeeld: van ontbijt tot supermarkt

Beeld: Irina Wilhauk

Tijdens de startactiviteiten oriënteert de pedagogisch medewerker zich samen met kinderen op ervaringen, gedachten, ideeën en initiatieven van kinderen. Deze vormen aanleiding tot verdieping. De kinderen gaan  nadenken wat er in de supermarkt gekocht moet worden om te ontbijten. Ze maken samen een boodschappenlijstje. Dit is een betekenisvolle spelactiviteit, waar verschillende doelen aan te koppelen zijn. Passende activiteiten zijn het bekijken en lezen van prentenboeken over boodschappen doen (verdiepen en verbreden, afhankelijk van het onderwerp van het boek).

De impuls verbreden wordt ingezet als de kinderen bijvoorbeeld met de pedagogisch medewerker samen, nieuwe voorraad voor de supermarkt gaan maken (fruit knutselen, taartjes maken etc). Toevoegen geeft het spel meer diepgang. Als blijkt dat kinderen veel interesse hebben voor het geld en de kassa, dan kan de pedagogisch medewerker hier meer aandacht aan besteden.  Hoe gaat het betalen, hoe kan je tellen, welke vormen heeft het geld etc. Op deze manier  komen verschillende ontwikkelingsdoelen aan de orde.

Reflecteren doet de pedagogisch medewerker ook samen met kinderen door vragen te stellen over het oplossen van kleine ‘probleempjes’. Zoals: ‘Hoe moeten we nu de boodschappen die we gekocht hebben mee naar huis nemen?’

Spelverhalen

Deze foto behoort bij het thema Thuis en is genomen op een peuterspeelgroep met meertalige kinderen. Er was een baby geboren bij één van de kinderen en het spel van het verzorgen van een baby wordt hier gedetailleerd gespeeld, met echte materialen. Aan de muur hangen enkele afbeeldingen uit een prentenboek, die de kinderen ondersteunen bij het spelen. Ook de pedagogisch medewerker zit erbij; zij begeleidt het spel en ondersteunt met handelen en verwoorden (interactie).

Sandra: ‘Het is mooi om de bewustwording te zien waarbij duidelijk wordt hoe sterk spelontwikkeling en taalontwikkeling met elkaar samenhangen. Tijdens het spelen van spelverhalen zijn interactie en taal essentieel. Bij heel jonge kinderen zijn dit rolgebonden handelingen of een eenvoudig rollenspel. Door de interactie tussen kinderen en pedagogisch medewerker worden nieuwe woorden geleerd en taaldenken gestimuleerd. Dit wordt verder verdiept en uitgebreid tot een reeks van activiteiten, waarbij ook prentenboeken heel belangrijk zijn.’

Kiezen voor Startblokken?

Startblokken past bij een organisatie, als het pedagogisch belang van spel en ontwikkelingsgericht denken worden erkend als essentieel voor de ontwikkeling van kinderen. Sandra concludeert: ‘Iedereen in de kinderopvang en het basisonderwijs vindt spel belangrijk, dat zal niemand ontkennen. De vraag is of een organisatie dit ook echt als uitgangspunt van beleid en handelen wil nemen. Het vraagt vertrouwen in inzet, kennis en kunde van medewerkers, die uitgaan van de ontwikkelkracht van elk kind.’