‘Een goede voorbereiding en een slim programma zijn belangrijk.’
Het behalen van taalniveau 3F voor spreken, luisteren en gesprekken voeren is dit jaar cruciaal voor pedagogisch medewerkers. Hoe zorg je ervoor dat jouw medewerkers op 1 januari 2025 zijn geslaagd voor de taaltoets? We vroegen het aan onze taaltrainer Jan van den Hurk .
Wie heeft een taaltraining nodig?
In de uitgebreide kwalificatie-eis staan diploma’s en certificaten waarmee aantoonbaar is dat iemand zich kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker. De diplomacheck op de website van het FCB (www.kinderopvang-werkt.nl) biedt uitkomst om uit te zoeken of jouw medewerkers al voldoen aan de taaleis. Daarnaast zijn er aanvullende regelingen waardoor medewerkers óók voldoen, zoals de zogenoemde overgangsregeling.
Zodra je hebt geïnventariseerd wie de taaltoets nodig heeft om het benodigde taalniveau aan te tonen, meld je hen aan voor een niveaubepaling. Dat is een soort proeftoets. De uitslag hiervan bepaalt wie direct de taaltoets kan maken en wie eerst een taaltraining nodig heeft.
Kans² biedt verschillende trajecten aan. Meestal volstaat de korte training van 12 uur met 4 klassikale bijeenkomsten van 3 uur. Dat kan online, op locatie of een afwisseling daarvan. De uitgebreide 30-uurstraining biedt extra leerelementen uitgespreid over een langere periode. Het geeft deelnemers meer tijd en ruimte zich goed voor te bereiden op de examens.
Vijf typen deelnemers
Jan legt uit dat hij verschillende type deelnemers ziet in de taaltrainingen. ‘De eerste groep deelnemers communiceert op taalniveau 3F, maar dat blijkt niet uit de niveaubepaling. Dit komt door faalangst, negatieve ervaringen met toetsen of een laag zelfbeeld. “Ik kan het niet, of het lukt toch niet” zijn hun belemmerende overtuigingen. Zij hebben meer coaching op zelfvertrouwen nodig om hen te laten zien dat ze het wél kunnen.’
‘De tweede groep komt in de buurt van het vereiste taalniveau, maar moet nog een stap maken. Ze hebben moeite met goed lezen, tekstbegrip of interpreteren de toetsen verkeerd. Of ze maken vaak steeds dezelfde taalfouten die zij moeten afleren.’
‘Bij de derde groep speelt meer. Moeite met leren, of ze hebben bijvoorbeeld dyslexie, gehoor- of leerproblemen. Dan is het mogelijk om meer tijd voor de toets te regelen, of laten we de opdrachten voorlezen of in grote letters weergeven. Het goede nieuws is dat deze groepen met de 12-uurstraining wél klaar zijn voor de taaltoets.’
De vierde groep heeft een NT2-achtergrond (Nederlands als tweede taal). ‘De focus ligt vooral op het corrigeren en afleren van verkeerde taaluitingen die weliswaar goed klinken, maar niet correct Nederlands zijn,’ legt de taaltrainer uit. ‘Het betrekken van taalmaatjes op de werkvloer is een belangrijk onderdeel. Zij wijzen hen op een positieve manier op terugkerende fouten.’
De vijfde groep voldoet via hun diploma aan de taaleis, of is ooit geslaagd voor het examen. Maar hun leidinggevenden zien dat zij toch nog moeite hebben met taal. Bijvoorbeeld door teksten in de ouderapp met schrijffouten. Een taaltraining kan dan een welkome opfristraining zijn zodat de pedagogisch medewerker met meer zelfvertrouwen kan communiceren met ouders.
Oefenen, oefenen, oefenen
De taaltrainingen zijn erop ingericht om met korte trajecten veel resultaat te behalen,’ benadrukt Jan. De inzet van de pedagogisch medewerker is het allerbelangrijkste om te zorgen dat zij de toets halen. Veel oefenen en actief meedoen tijdens de bijeenkomsten is een must.
De training bestaat uit bijeenkomsten in combinatie met oefenmateriaal in het programma Taalblokken. Hierin kunnen deelnemers volop opdrachten oefenen op alle gebieden: spelling, grammatica, woordenschat, spreken, lezen en luisteren. Want ‘meters maken’ is volgens Jan het beste wat je kunt doen om de stof goed te beheersen.
‘Maar we oefenen ook op andere manieren. Ik laat deelnemers vaak zinnen inspreken via Whatsapp, zoals voor het mondelinge examen nodig is,’ vertelt Jan. ‘Dit werkt fantastisch. Door dit terug te luisteren hoor je precies wat je zegt. Het helpt mij enorm om per deelnemer in kaart te brengen wat er goed gaat en wat (nog) niet.’
Weet hoe er wordt getoetst
‘We maken gebruik van branche-specifieke toetsen, daarmee ligt het slagingsniveau hoger. De vragen, teksten en opdrachten hebben raakvlakken met de praktijk in de kinderopvang. We oefenen veel met oude examens om te wennen aan het type vragen en opdrachten. Zo kunnen zij zich volledig concentreren op de inhoud van de tekst,’ licht hij toe. ‘In de toetsen worden vaak artikelen uit vakbladen gebruikt. Als organisatie kan je medewerkers stimuleren deze goed te lezen. Hierdoor wordt hun tekstbegrip en woordenschat groter en vergroten ze tegelijkertijd hun kennis over hun vak.’
Inzicht in de voortgang
De taaltrainers volgen de voortgang van de deelnemers nauwkeurig in Taalblokken en kunnen sturen op de resultaten. Het laat zien wie er nog meters moet maken en wie (bijna) klaar is voor het examen. Deelnemers krijgen meer uitleg en oefeningen als ze veel moeite hebben met een onderdeel. Zo behalen we gezamenlijk het gewenste resultaat.
Persoonlijke benadering staat centraal
De persoonlijke werkwijze van Jan en zijn collega-taaltrainers wordt enorm gewaardeerd door de deelnemers. ‘Hun individuele taalontwikkeling staat centraal in de 3F-taaltraining,’ benadrukt hij. ‘Dat betekent persoonlijke begeleiding van de trainer in kleine groepen en werken op eigen niveau. We coachen op onderdelen waar de pedagogisch medewerkers moeite mee hebben. Eerst vinden ze taal moeilijk en spannend. Daarin vinden ze steun bij de andere deelnemers; ze helpen en stimuleren elkaar. Als deelnemers mij trots bellen dat ze zijn geslaagd voor hun toets, is dat een heel feestelijk moment.’
‘De impact van de taaltraining blijkt groter dan enkel het slagen voor de toetsen.
Het blijkt vaak ook een reis naar zelfverzekerdheid en persoonlijke groei.’
Training met impact
‘De impact van de taaltraining blijkt groter dan enkel het slagen voor de toetsen,’ vertelt Jan trots. ‘Pedagogisch medewerkers verbeteren niet alleen hun taalvaardigheden. Het blijkt vaak ook een boost van zelfverzekerdheid en persoonlijke groei. Ze kunnen meer betekenen in het stimuleren van de taalvaardigheid bij kinderen. Ook de communicatie met ouders verloopt makkelijker.’
Tot slot: niet meer uitstellen
‘Pedagogisch medewerkers zijn zich bewust dat ze moeten opschieten. Dit jaar voelt als “nu of nooit”. Het idee leeft dat hun baan ophoudt als ze niet kunnen voldoen aan de taaleis. Het resulteert in veel zenuwen, stress en uitstelgedrag. Dat maakt de drempel helaas steeds hoger,’ legt Jan uit. ‘Ik zeg regelmatig tegen een deelnemer: Jij kan dit! Je bent dichterbij jouw taal-certificaat dan jij waarschijnlijk denkt.’ benadrukt Jan.
Dit artikel verscheen ook in Management Kinderopvang, editie 1, 2024.